retreats


Krishnamurti Retreats Worldwide weergeven op een grotere kaart

dinsdag 17 juli 2007

Denken, benoemen, ik en het onbekende. Autoriteit, onderzoek en die ommekeer.


De gedachtenstructuur ontstond toen we namen aan de dingen gingen geven om ze van elkaar te onderscheiden. We zagen het licht en noemden het de zon. De lichtbron die ons elke dag bezoekt, hebben we de naam zon gegeven. Zij geeft ons licht en warmte, heeft een genezende werking en doet planten en levende wezens groeien. 'Zon' is de naam die we aan het object gegeven hebben. Ook het woord 'object' is een naam die we gegeven hebben aan wat we waarnemen.


Dit namen geven en onderscheid maken is noodzakelijk geweest omdat we met al die zaken samenleven. We leven samen met wat we de zon, de maan en de sterren noemen, als medebewoners van onze planeet. Het was noodzakelijk ergens een naam aan te geven, zodat je erover kon praten. We zagen een object en noemden dat 'boom'. Een boom is ons bedenksel. Of we noemden iets 'paard', 'kat' of 'hond'. Begrijpen jullie dat? Namen geven en onderscheid maken maakt deel uit van de menselijke beschaving en is noodzakelijk voor het vormen van samenlevingen. Verwoorden is nodig om te communiceren.


Een kind wordt geboren en krijgt een naam. Het heeft een vorm en bepaalde eigenschappen. Je leert het kind onderscheid maken en zegt:"Dit is je naam; je bent blond, bruin of zwart, lang of kort, je bent sloom." (De hersenen bewegen niet snel en dan noemen we het kind sloom.)


Zo geef je alles een naam en het kind moet je beschrijvingen leren kennen en er zich mee identificeren. Vervolgens begint het erin te geloven en raakt er vervolgens van overtuigd dat iets zus of zo is. Het identificeert zich met bepaalde kenmerken en gedragspatronen in het gezin en de maatschappij. Zo wordt het 'ik' opgebouwd. Dat wat aanvankelijk werd bedacht om makkelijker met elkaar te kunnen communiceren en de een van de ander te onderscheiden werd iets heel stars, waardoor een kind opgroeit met het idee dat er zoiets als een ego in het lichaam aanwezig is.


De bron van het ik, het 'zelf', zijn de gedachten en het vormen van begrippen en ideeën. Wanneer de conditioneringen waarmee het kind is opgevoed zich roeren, zegt het kind: "Ik ben boos", "ik ben jaloers", "ik ben een Belg", "ik ben katholiek". De idententiteit is tot een systeem geworden, los van het leven. Dit geconstrueerde en gemanipuleerde 'zelf' kan niet voorbij het denken gaan. Ik hoop dat jullie dit inzien. Het is een deel van het bekende.


Wanneer het ik-bewustzijn of de beweging van het denken met het onbekende in contact wil komen, zal het het onbekende vertalen in termen van het bekende. Het kan niet anders. Het kan beschrijven, meten, definiëren en evalueren, en wil dat vervolgens ook doen met het onbekende, het alomvattende, het goddelijke. Het wil het een naam geven om het te kunnen onderscheiden.


Hoe kan het alomvattende überhaupt aangeduid worden door een woord? Hoe kan datgene wat heel en ondeelbaar is, gedefineerd worden? Om het te definiëren moet je het onderscheiden van iets anders, terwijl dit juist de ondeelbare totaliteit van het leven is. Het mysterie van de onderlinge verbondenheid van al wat leeft. Dat mysterie van verbonden zijn noemen we het goddelijke, god. Het is uit zichzelf ontstaan en houdt zichzelf in stand. Het is geen schepping van het menselijke brein en heeft niets te maken met menselijk denken, taal of kennis.


Het menselijk brein kan het onbekende,
het onmeetbare,
het onnoembare,

niet bereiken door er namen aan te geven. Is dat duidelijk? De beweging van woorden, begrippen en ideeën is volkomen irrelevant voor het onderzoeken van dat wat voorbij tijd en ruimte, voorbij vorm en voorbij persoonlijk of onpersoonlijk ligt.


Zien we dat de bewegingen van het mentale, in welke richting ook, de mutatie van het bewustzijn in de weg staan?



Het denken is van belang op het fysieke niveau, begrijp me alsjeblief niet verkeerd. Men moet zich kunnen bewegen: in een auto of bus rijden, van alles afweten over voeding, kleding en gezondheid; op die gebieden zijn gedachten absoluut relevant en dienen we er op een accurate manier gebruik van te maken, zonder enige verwarring of bijgelovige fantasieën. Ten aanzien van de werkelijkheid, de goddelijkheid en de essentie van het leven is die activiteit echter volkomen irrelevant en kan ze een groot obstakel vormen.


Ratio moet ons niet gevangen houden, het denken moet ons niet binden. Is dat mogelijk? Kunnen alle psychologische structuren die het denken gecreëerd heeft, opzij geschoven worden, zodat er geen enkele autoriteit meer is inzake begrippen over god, het goddelijke en de werkelijkheid? Kan ons denken totaal gezuiverd worden van elke autoriteit in naam van religie en spiritualiteit, van zowel traditionele als moderne autoriteiten?


Zie alstublieft dat er geen onderzoek mogelijk is als ik de autoriteit van welke ideologie of opvatting over de werkelijkheid dan ook, accepteer. Het accepteren van autoriteit maakt werkelijk onerzoek onmogelijk. Dan speel je het spel van projecteren van wat je aangenomen hebt, erdoor geobsedeerd raken en je erop concentreren. En wanneer je door die eigen projectie vervuld wordt, denk je dat je verlicht bent. Dat hebben we tot nu toe met onszelf gedaan. In naam van religie en spiritualiteit is er een enorme verspilling van kostbare energie en prachtige mensenlevens geweest.


Dus zeggen we tegen onszelf: "Weg met alle autoriteit! Ik wil op een niet-autoritaire manier onderzoeken. Niet als een hindoe, moslim, christen of boeddhist, maar als een mens."


Is dat mogelijk? Of hebben we bepaalde voorkeuren en vooroordelen ten aanzien van god? Of over een leven na de dood of over reïncarnatie? Accepteren we of verwerpen we deze therieën? Onderzoek is niet mogelijk zolang we blijven beamen of ontkennen, accepteren of verwerpen. Elk moment van verwerping of acceptatie schept een zekere spanning.


Wanneer het neuro-chemische systeem gespannen is, is er geen ontspanning mogelijk en dus geen stilte. Als je dus wilt onderzoeken moet je het hele neuro-chemische systeem bevrijden van het accepteren van autoriteit. Dat is de basis! De mutatie moet in het neuro-chemische systeem beginnen, in de trilling van elke cel.


Kunnen we tegen onszelf zeggen: "Ik weet niets over god of het goddelijke, en ik accepteer niets wat anderen ervaren hebben of weten." Hebben we die onbevreesde nederigheid om onszelf in die toestand van innerlijke leegte te brengen? Dat is de cruciale vraag, dames en heren. Mutatie is geen woordenspel of wat spelen met ideeën, maar gaat over de kern van het leven.


De eerste stap is dus de bevrijding van het bewustzijn van elke autoriteit, zodat je nooit meer naar het verleden kijkt en niets dat je hebt waargenomen in het heden naar het verleden schuift en vervolgens interpreteert. Dat wil zeggen dat je bereid bent, met elke zenuw en cel, om een liefdesrelatie met het onbekende aan te gaan, zonder iets te interpreteren of zelfs maar te herkennen of te omschrijven. De eerste stap is de belangrijkste. Als er bij de eerste stap geen vrijheid is, komt zij nooit.


Als we in de donkere hoeken van onze geest bepaalde remmingen en voorkeuren hebben, bijvoorbeeld wanneer transformatie door mij gekoppeld wordt aan Ramana Maharshi, Ramakrishna of Boeddha, gaat mijn bewustzijn heimelijk al in een bepaalde richting, omdat ik denk te weten wat verlichting is. Of ik wil J. Krishnamurti volgen, het grootste licht van deze eeuw, dat een paar jaar geleden nog helder straalde. Als we onze favoriete eindbestemming hebben, onuitgesproken misschien, maar ergens in een hoekje van ons bewustzijn, en onder het mom van onderzoek ernaar snakken om deze vooraf bepaalde doelen te bereiken, ben ik al ten prooi aan autoriteit, wie het ook is, dood of levend.


De vrijheid bij de eerste stap is cruciaal. Je kunt je niet de luxe permitteren om een theosoof, een hindoe, een volgeling van Krishnamurti, Ramana of wie dan ook te zijn en dan zeggen: "Ik ga onderzoeken wat vrijheid is, onvoorwaardelijke vrijheid." Het vereist discipline om de werkelijkheid van het leven niet een bepaald masker voor te doen en deze te conditioneren door de ervaringen van anderen, hoe groot en eerbiedwaardig ze ook mogen zijn.


Je kunt van ze leren, van ze houden, maar je kunt de waarheid niet laten afhangen van wie ze zijn of wat zij ervaren hebben. Begrijpen jullie wat het betekent om religieus te zijn?


Religieus zijn betekent de nederigheid en de onbevreesdheid hebben om alleen met het leven te zijn, zonder zich vast te houden aan een bepaalde autoriteit. En wanneer die autoriteiten opzij geschoven zijn, niet arrogant, maar met respect en dankbaarheid, omdat ze ertoe bijgedragen hebben dat we zijn wat we zijn, moeten we de fakkel verder dragen en niet bij het licht gaan zitten en het vereren.


Vervolgens moet ook de innerlijke autoriteit van het denken opzij geschoven worden: de verleiding om te denken dat de bewegingen van het denken en ervaren ons in contact met het goddelijke kunnen brengen. Als dat opzij geschoven kan worden.... dan kan de heilige leegte die stilte genoemd wordt, zich manifesteren. Op onze volgende bijeenkomst kunnen we misschien praten over de energieën die in die stille leegte verborgen zijn. (...)


Stilte is de essentie van meditatie. Voordat we het woord meditatie gebruiken, moeten we vertrouwd zijn met die leegte, die stilte. Ernaar kijken en er als het ware onze tanden inzetten, haar drinken. Ik hoop dat jullie me de gelegenheid willen geven om dat op onze volgende bijeenkomst te doen.
Vimala Thakar, Hartstocht voor het Leven, Altamira 1996, p42-47.








Geen opmerkingen: